De oorsprong van Allerheiligen ligt in de vroege christelijke kerk. In de 4e eeuw besloot paus Gregorius IV dat er een speciale dag moest komen om alle heiligen te eren. Deze dag werd op 1 november vastgesteld, de dag na het Keltische feest Samhain.
Samhain was een feest dat de overgang naar de donkere helft van het jaar markeerde. De Kelten geloofden dat op deze dag de grens tussen de wereld van de levenden en de wereld van de doden openstond. Men vierde het feest met vreugdevuren, feesten en rituelen om de geesten van overledenen te eren.
Toen het christendom in Europa verbreid raakte, werd Samhain overgenomen door Allerheiligen. De christelijke kerk zag Allerheiligen als een gelegenheid om de heiligen te eren en de overledenen te herdenken. In de loop der eeuwen werden er nieuwe tradities aan het feest toegevoegd, zoals het bezoeken van graven, het aansteken van kaarsen en het bidden voor de zielen van de overledenen.
Allerheiligen wordt in veel landen over de hele wereld gevierd. In sommige culturen is het een dag van rouw en reflectie, terwijl het in andere culturen een dag van feest en viering is.
Allerheiligen is een dag om na te denken over de dood en het leven. Het is een dag om onze dierbaren te eren en om te rouwen om hun verlies. Het is ook een dag om de hoop te vieren dat we ooit weer met hen herenigd zullen worden.