Babylon




Babylon, die antieke metropole in het huidige Irak, blinkt uit door haar rijke geschiedenis en architectonische wonderen. De naam "Babylon" is afgeleid van het Akkadische "Bāb-Ilim", wat "Poort van God" betekent.
Babylon's bloeitijd viel in de periode van het Neo-Babylonische rijk (626-539 voor Christus), toen het de hoofdstad was en een belangrijk handelscentrum. Koning Nebukadnezar II, een van de beroemdste heersers van Babylon, liet de stad uitbreiden en verfraaien met grandioze bouwwerken, waaronder de Hangende Tuinen van Babylon en de Ishtartarpoort.
De Hangende Tuinen, een van de Zeven Wereldwonderen van de Oudheid, waren een reeks terrasvormige tuinen die op pilaren werden aangelegd. Volgens de overlevering liet Nebukadnezar II ze bouwen voor zijn vrouw, die heimwee had naar haar bergachtige thuisland.
De Ishtartarpoort was een kleurrijk geglazuurde poort die toegang gaf tot de processieweg van Babylon, een brede laan op weg naar het paleis. De poort was versierd met reliëfs die daden van goden en helden uitbeelden, en met afbeeldingen van leeuwen en stieren die het koninklijke gezag symboliseerden.
Babylon was ook een belangrijk religieus centrum. De stad was de zetel van de god Marduk, de beschermheer van Babylon, die in de tempel Esagila werd aanbeden.
Tegen het einde van de 6e eeuw voor Christus werd Babylon veroverd door de Perzen onder leiding van Cyrus de Grote. De stad verloor haar belang als hoofdstad, maar bleef een regionaal centrum onder Perzisch bewind. In de 4e eeuw voor Christus werd Babylon opnieuw veroverd, ditmaal door Alexander de Grote. Na de dood van Alexander viel Babylon in verval en werd uiteindelijk verlaten in de 14e eeuw na Christus.
Vandaag de dag zijn de ruïnes van Babylon een UNESCO-werelderfgoedlocatie. Bezoekers kunnen de overblijfselen van de Hangende Tuinen en de Ishtartarpoort zien, evenals de tempel Esagila en andere monumenten. Babylon blijft een fascinerende herinnering aan een van de grootste en invloedrijkste steden uit de oudheid.