't Is mezien van an de overkant,
't Is geluk en vreej en vreugde, 't is leven zonder band,
't Is God zelf zijn die je troost, en die je bidend hand.
Ja, een vrije vogel worren, en verzichten op de schat
Die 'k nog in mijn binnenst drage, en die 'k niet meer los en laat,
Want mijn hart is nog te jong, en mijn lijf is nog te schoon,
Dan dat 'k zou mijn vrijheid opofferen voor een lieflijk toon.
En ik weet het, dat mijn dromen, als een schaduw, gaan voorbij,
En dat al mijn zoete zangen, eenmaal uitgezongen, zij,
Maar ik wil toch leven, leven, en genieten van mijn tijd,
En mijn hart en mijn gevoelens, niet versmoren in de strijd.
'k En wil niet eenzaam zijn, en ik wil niet leven zonder vrind,
Die mij troost in al mijn leed, en die mij steunt als 'k zwak en blind,
Want een mens is maar een mens, en hij kan niet alles alleen,
En een vriend is als een schat, die 'k altijd zal koesteren.
En ik weet het, dat mijn vriend, eenmaal zal heengaan,
En dat ik dan weer alleen zal zijn, en dat ik dan zal slaan,
Met mijn vuisten op de grond, en met mijn tranen in mijn ogen,
Maar ik zal toch blijven leven, en ik zal toch blijven hopen.
Want het leven is te schoon, en het leven is te kort,
Dan dat 'k zou mijn tijd verspillen, aan een droom die nooit verwordt,
En ik zal blijven leven, en ik zal blijven zingen,
Totdat mijn laatste ademtocht, mijn lijf zal verlaten, en mijn ziel zal vliegen.
'k En et voeëltje te zijn, is mijn wens en mijn begeerte,
Maar ik weet het, dat 't niet kan, en dat ik 't nooit zal worden,
Want ik ben een mens van vlees en bloed, en ik heb een hart en een ziel,
En ik weet het, dat ik nooit zal zijn, wat ik zo graag wou zijn.
Maar ik zal toch blijven dromen, en ik zal toch blijven hopen,
Dat ik ooit eenmaal vrij zal zijn, en dat ik dan zal vliegen,
Als een vogel door de lucht, en dat ik dan zal zingen,
Een lied van vreugde en van geluk, dat nooit zal eindigen.
En misschien, misschien, zal mijn droom ooit uitkomen,
En zal ik zijn wat ik zo graag wou zijn,
Een vogel die vrij is, en die leeft van zijn dromen,
Een vogel die gelukkig is, en die nooit zal verdwijnen.
Maar tot die tijd, zal ik blijven leven, en ik zal blijven hopen,
En ik zal blijven dromen, van een betere toekomst,
Een toekomst waarin ik vrij zal zijn, en waarin ik zal vliegen,
Als een vogel door de lucht, en waarin ik zal zingen,
Een lied van vreugde en van geluk, dat nooit zal eindigen.