Congo – Marokko, een verhaal vol hoop en verdriet




Het was een warme avond in februari toen ik in de straten van Kinshasa liep. De stad was gevuld met het geluid van muziek en gelach; mensen vierden het einde van de werkweek. Ik stopte bij een klein café en bestelde een kop koffie. Terwijl ik zat te genieten van mijn drankje, zag ik een groep mannen aan de overkant van de straat ruziemaken.

Ik stond op en liep naar hen toe. "Wat is er aan de hand?", vroeg ik. Een van de mannen keek me aan en zei: "Deze man heeft ons geld gestolen." Ik keek naar de man die ervan werd beschuldigd en zag dat hij er wanhopig uitzag. "Ik heb het niet gedaan," zei hij zachtjes. "Ik heb geen geld."

Ik wist niet wat ik moest doen. Ik keek naar de mannen die beschuldigd werden en naar de mannen die hem beschuldigden. Ik kon de wanhoop zien in beider ogen. Ik wilde hen helpen, maar ik wist niet hoe.

Opeens had ik een idee. Ik zei tegen de mannen: "Waarom gaan we niet allemaal naar binnen en praten we erover?" De mannen keken elkaar aan en stemden toe. We gingen naar binnen in het café en gingen zitten aan een tafel. Ik kocht voor iedereen een kop koffie en we begonnen te praten.

De mannen die ervan beschuldigd werden te hebben gestolen, vertelden me hun verhaal. Ze waren uit Marokko gekomen op zoek naar werk. Ze hadden geen geld en waren wanhopig. Ze hadden het gestolen geld nodig om terug naar huis te kunnen gaan.

De mannen die hen beschuldigden, vertelden me hun verhaal. Ze waren Congolezen en hadden hun hele leven hard gewerkt. Ze hadden gespaard om een klein bedrijfje te kunnen beginnen. Maar toen werd hun geld gestolen en hun droom viel in duigen.

Ik luisterde naar beide verhalen en ik voelde me verdrietig. Ik kon de wanhoop van beide partijen begrijpen. Ik wist niet wat ik moest zeggen of doen.

Opeens kreeg ik een idee. Ik zei tegen de mannen: "Waarom werken jullie niet samen?" De mannen keken elkaar aan en toen naar mij. "Wat bedoel je?", vroegen ze.

Ik zei: "Jullie hebben allebei iets nodig. De Marokkanen hebben geld nodig om terug naar huis te kunnen gaan. De Congolezen hebben geld nodig om hun bedrijfje te kunnen beginnen. Waarom werken jullie niet samen om het geld te verdienen?"

De mannen dachten even na en toen stemden ze toe. Ze begonnen samen te werken en binnen een paar maanden hadden ze genoeg geld verdiend om de Marokkanen terug naar huis te sturen en de Congolezen hun bedrijfje te laten beginnen.

Ik was zo blij dat ik hen had kunnen helpen. Het was een klein gebaar, maar het had een groot verschil gemaakt in het leven van beide groepen mensen.

Het verhaal van Congo en Marokko is een verhaal van hoop en verdriet. Het is een verhaal over de macht van samenwerken en de kracht van vergeving. Het is een verhaal over de menselijke geest en het vermogen om te overwinnen, zelfs in de moeilijkste omstandigheden.