Dave Kwakman




Zoals je wel in vorige columns hebt kunnen lezen, heb ik een praktisch beroep. Ik ben tuinman, wat betekent dat ik erg veel tijd buiten doorbreng. Ik ben dus gewend geraakt aan allerlei soorten weer. Regen, zon, en zelfs sneeuw houden mij niet tegen om gewoon door te gaan met mijn werk. Maar er is één ding dat ik echt haat: de wind.

Wind is het ergste. Het is koud, het is nat, en het waait overal doorheen. Het maakt niet uit hoeveel lagen kleding ik aan heb, de wind vindt altijd een manier om me koud te maken. En omdat ik altijd buiten ben, kan ik er niet eens aan ontsnappen.

Ik heb geprobeerd om de wind te trotseren, maar het is onmogelijk. Ik heb geprobeerd om ertegenin te lopen, maar dat is net zoiets als tegen een muur oplopen. Ik heb geprobeerd om eronder te kruipen, maar dan word ik gewoon nat en koud. De wind is gewoon te sterk.

Het enige wat ik kan doen is wachten tot de wind weer gaat liggen. Maar dat kan uren duren. Soms waait het zelfs dagenlang aan een stuk. En dan moet ik gewoon maar doorzetten en het zo goed mogelijk uithouden.

De wind is een constante strijd. Het is een strijd tegen de elementen, een strijd tegen de natuur. En het is een strijd die ik nooit zal winnen. Maar ik blijf vechten, want ik moet wel. Ik ben een tuinman, en ik moet mijn werk doen. Dus ik blijf vechten tegen de wind, hoe koud, nat en vervelend het ook is.

Ik haat de wind.
  • De wind is koud, nat en vervelend.
  • Ik kan de wind niet trotseren.
  • Ik moet wachten tot de wind weer gaat liggen.
  • De wind is een constante strijd.
  • Ik blijf vechten tegen de wind, hoe koud, nat en vervelend het ook is.

  • De wind is een wrede meester, maar ik ben een taaie tegenstander. Ik zal niet opgeven. Ik zal blijven vechten. En op een dag zal ik de wind overwinnen.