Er was eens een kleine schelp die in de oceaan leefde. Ze was niet zomaar een gewone schelp, ze was een bijzondere schelp. Ze had een prachtige parelmoeren glans en haar vorm was zo perfect dat ze leek op een klein kunstwerkje.
De kleine schelp was erg trots op haar mooie uiterlijk en ze wilde altijd de beste plek hebben om te wonen. Ze zocht en zocht tot ze de perfecte plek vond: een klein koraalrif waar ze kon schuilen voor de golven en waar ze genoeg licht had om haar glans te laten zien.
De schelp was zo blij met haar nieuwe huis dat ze besloot om er een feestje te geven. Ze nodigde al haar vrienden uit, de andere schelpen, de zeesterren en de vissen. Iedereen kwam en ze hadden een geweldige tijd.
Maar er was één dier dat niet was uitgenodigd: de zee-egel. De zee-egel was een beetje een pestkop en de schelp wilde niet dat hij haar feestje zou verpesten.
Maar de zee-egel hoorde van het feestje en hij was woedend dat hij niet was uitgenodigd. Hij besloot om de schelp een lesje te leren.
Toen iedereen druk aan het feesten was, sloop de zee-egel naar het koraalrif. Hij verstopte zich achter een rots en toen iedereen danste, sprong hij tevoorschijn en schoot zijn stekels naar de schelp.
De schelp werd geraakt door de stekels en ze schreeuwde het uit van pijn. Haar mooie parelmoeren glans was beschadigd en haar vorm was niet meer zo perfect.
Iedereen was geschokt en boos. Ze joegen de zee-egel weg en hielpen de schelp om haar wonden te verzorgen.
Maar de schelp was zo verdrietig dat ze haar mooie uiterlijk had verloren. Ze wilde niet meer gezien worden en ze verborg zich in een donker hoekje van het koraalrif.
De andere dieren voelden zich schuldig omdat ze de schelp niet beter hadden beschermd. Ze beloofden dat ze haar nooit meer zouden verlaten en dat ze altijd voor haar zouden zorgen.
En zo leefde de schelp nog lang en gelukkig, ook al was ze niet meer zo mooi als vroeger. Ze leerde dat schoonheid niet alleen zit in je uiterlijk, maar ook in je hart.