Maraton: 42 kilometer naar de overkant




Op een doordeweekse dag loop ik tussen de 5 en 10 kilometer. Een marathon afleggen, 42 kilometer, leek me altijd een waanzinnig plan. Het leek mij onmogelijk om dat ooit vol te houden. Mijn gedachten veranderden tijdens een familiediner.
Mijn neef was al een tijd aan het trainen voor een marathon. Hij legde uit hoe hij zijn training had opgebouwd, welke schoenen hij droeg en wat voor voeding hij at. Hij was zo enthousiast over het hardlopen, dat hij mij wist te overtuigen om het ook te proberen.
Ik begon met korte afstanden en bouwde het langzaam op. In het begin was het zwaar, ik kreeg kramp en mijn benen voelden als lood. Maar ik zette door en na een paar maanden kon ik al 20 kilometer achter elkaar lopen.
De marathon was op een zondag. Al vroeg in de ochtend stonden we aan de start met duizenden andere lopers. Ik had een goede start en voelde mij sterk. De eerste 30 kilometer liepen goed, maar toen begon ik kramp te krijgen. Ik moest steeds vaker stoppen om te rekken.
Het was zwaar, maar ik wilde niet opgeven. Ik wist dat ik dit kon. Ik dacht aan mijn neef en hoe hard hij had getraind. Ik dacht aan al die mensen die mij hadden aangemoedigd. Ik haalde diep adem en zette door.
De laatste kilometers waren het zwaarst. Mijn benen waren moe, mijn lichaam was uitgeput. Maar ik bleef lopen. Ik zag de finishlijn naderen en voelde een enorme blijdschap. Ik had het gehaald!
Ik finishte de marathon in 3 uur en 58 minuten. Ik was trots op mezelf en dankbaar voor alle steun die ik had gekregen. Ik had mezelf bewezen dat ik alles kan bereiken wat ik wil, als ik er maar hard voor werk.
Sinds die dag ben ik blijven hardlopen. Ik heb nog twee marathons gelopen en ik train nu voor mijn vierde. Hardlopen is een passie geworden. Het geeft mij een gevoel van vrijheid en voldoening. En het herinnert mij eraan dat alles mogelijk is, als je er maar hard voor werkt.