Nance Coolen
Nou, Nance Coolen dus. Zandvoort, 1959. Je kent 'm wel. Van de hits. ‘Als je huilt’ (de versie met Lange Frans, niet de versie met Job Cohen, scheelt nogal). ‘Veel te mooi’. ‘De dag dat ik stop met dromen’. Minstens vijftien jaar was ze niet meer dan die liedjes, die warme stem en die leuke live shows, meteen gevolgd door de vraag: ‘Nance komt toch nog één keer terug?’
Maar Nance Coolen is meer dan dat.
Zo runt Nance in de Amsterdamse Pijp al jaren een eigen theatertje. In Club Loco presenteert ze try-outs en experimenten van theatervrienden. Vaste prik is de maandelijkse avond ‘Lollipop’, waar muzikanten en theatermakers een podium krijgen om uit te testen wat ze aan het maken zijn.
En dat theater heeft ze veroverd, in de breedste zin. Solo of met een band, muzikale voorstellingen of cabareteske conferences, ze doet het allemaal. In 2007 won ze zelfs de Colombina, de prijs voor de beste vrouwelijke cabaretartiest. Nance Coolen, cabaretière. Het is raar, maar toch ook weer niet. Dat stemgeluid, dat charisma, die zelfspot en die liefde voor het theater: daar kan Nance toch niet alleen liedjes mee zingen?
En ze deed nog meer. In 2014 verscheen haar eerste roman, ‘Het klooster van de aardige nonnen’. Opeens bleek dat Nance niet alleen een virtuoos in taal was op het podium, maar ook op papier.
Dus ja, Nance Coolen is meer dan een zangeres. Ze is een artiest in de breedste zin van het woord. Een theaterdier pur sang. En een vrouw met een verhaal.