In een flits van metaal en glas verstijf ik in mijn stoel. De wereld om me heen vervaagt tot een wazige wirwar, terwijl de impact me met overweldigende kracht raakt. Ik voel een stekende pijn in mijn borst en mijn hoofd bonkt alsof er een aambeeld op is gevallen.
De tijd vertraagt als ik in het niets word geslingerd. Mijn lichaam zweeft door de lucht, een ragdoll overgeleverd aan de genadeloosheid van de zwaartekracht. Ik zie het plafond van de auto boven me vervagen en hoor het gekrijs van verbrijzelend metaal. Dan word ik door de duisternis omarmd.
Als ik weer bij bewustzijn kom, is het donker en stil. Ik voel een scherpe pijn in mijn been en mijn hoofd bonst nog steeds. Ik probeer me te bewegen, maar mijn ledematen zijn zwaar en ongehoorzaam. Ik voel me gedeзоriёnteerd en hulpeloos.
Dan hoor ik stemmen. Mensen schreeuwen om hulp, gevangen in de verwrongen resten van het wrak. Angst grijpt me aan als ik me realiseer dat ik niet alleen ben.
Ik probeer te roepen, maar er komt alleen een zwak gefluister uit mijn mond. Ik voel wanhoop opkomen als ik mijn eigen kwetsbaarheid voel. Ik ben gewond, alleen en verloren in de duisternis.
Maar in die wanhoop gloort ook een vonk hoop. Ik hoor een stem die mijn naam roept, zacht en dringend. Ik probeer te antwoorden, maar mijn stem weigert mee te werken. Dan voel ik een warme hand op mijn schouder en een stem die me vertelt dat alles goed komt.
Langzaam maar zeker word ik uit het wrak bevrijd. Ik ben gewond, maar ik leef. Ik heb overleefd de crash.
Als ik naar de heldere nachthemel kijk, voel ik me overweldigd door een mengsel van emoties. Dankbaarheid, verdriet, ongeloof. Ik ben de dood ontsnapt, maar ik ben ook veranderd. De crash heeft me niet alleen fysiek getekend, maar ook emotioneel. Ik heb de fragiliteit van het leven gezien en het belang van menselijke verbondenheid. En ik weet dat ik nooit meer dezelfde zal zijn.