De Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2001 waren een spannende aangelegenheid, met verschillende kandidaten die om de topbaan streden. De Republikeinen hadden George W. Bush en Al Gore als kandidaat voor de Democraten. Uiteindelijk won Bush de verkiezingen met een krappe marge en werd de 43e president van de Verenigde Staten.
De campagne was hard bevochten, waarbij beide kandidaten elkaar heftig aanvielen. Bush richtte zich op zijn ervaring in het bedrijfsleven en zijn plannen voor belastingverlagingen, terwijl Gore zich concentreerde op zijn milieubescherming en zijn plannen voor universele gezondheidszorg.
De verkiezingsuitslag was zeer krap en de winnaar werd pas dagen na de verkiezingen bekend. In de uiterst belangrijke staat Florida hadden zowel Bush als Gore een bijna gelijk aantal stemmen, waardoor hertellingen nodig waren. Uiteindelijk oordeelde het Hooggerechtshof in het voordeel van Bush en verleende hem de overwinning in Florida en daarmee in de hele verkiezingen.
De presidentsverkiezingen van 2001 waren een historisch moment in de Amerikaanse geschiedenis. De verkiezingsuitslag was zeer krap en de winnaar werd pas dagen na de verkiezingen bekend. De verkiezingen hadden ook een diepgaande invloed op de geschiedenis van de Verenigde Staten, aangezien ze het begin markeerden van een conservatieve periode in de Amerikaanse politiek.